een man duwt een rolstoel voort
het kind roept onwillekeurig
E een toon
de man weet niet hoe het kind geniet van de zon.
het kind weet niet hoe zwaar haar rolstoel is.
de man geeft tegenwicht
een steentje springt weg.

ik lees de bundel van mijn ex-vriend
vreemd hem als ex te duiden:
niets is voormalig aan hem.
“de wereld doemt voor je op
en niet achter je”, schrijft hij
hij schreef het, beter,
maar zijn woorden blijven staan.

over het meertje scheren meeuwen
bomen reflecteren een pril groen
spinnen kozen een hoge balustrade:
de wind brengt vliegjes voort.
in het web steken hun vleugels
afgetekend tegen het blauw
ik zie hen en een vliegtuig daarachter
even groot
niet onvangbaar, niet beiden onvervangbaar.