Beelden op het scherm. Een dagboekfragment.

Ik heb nog helemaal niet over zijn tweede termijn als president van Amerika geschreven, noch over vele andere dingen, omdat het lijkt of een simpele weergave van de feiten sinds anderhalf jaar resulteren in het gebruik van woorden die mij afschrikken. Een manier van schrijven dat me afkeert. Er is niets dat me aantrekt om in mijn handen te nemen. Ik lees het nieuws en werp het in afschuw van me af. Ik ga door met scrollen – het is een doomscroll. Ik lees over vermoorde kinderen en scroll tot ik een filmpje tegenkom van een hond en een hert die vriendschap hebben gesloten, of de reactie van een egel wanneer die over zijn buikje wordt gestreeld, of een miereneter die tikkertje speelt met zijn verzorger – maar dan is er een filmpje over een vosje dat geen ogen heeft maar flosjes haar die uit zijn oogkassen groeien. Het is een heel lief vosje dat uit de hand eet van degene die de video maakt. Ik leg snel mijn telefoon weg.

’s Nachts in bed zie ik het beeld voor me dat met regelmaat op mijn wall voorbijkomt. Drie vroeggeboren baby’s in een couveuse, met een Palestijnse dokter die ernaast staat met zwaar hangende handen. Hij vertelt dat hij tussen deze drie baby’s moet kiezen. In het donker draai ik me om en om. Het roodharige vosje met flosjes beweegt zijn kop naar me toe. Mijn ogen jeuken.

’s Ochtens kan ik moeilijk wakker worden, want er wacht weer slecht nieuws. Ik wenste dat ik me thuis kon voelen in de wereld. Maar misschien is het eerder een heimwee naar vroeger, toen er een logica leek te bestaan. Heimwee dus naar Nederland. Ik verbeeld me op die momenten dat als ik terug zou keren mijn gevoel van vervreemding zou verdwijnen. Ik keer terug naar die periode waarin mijn ouders de wachters waren die tussen mij en het nieuws in stonden. Ik herinner me dat ik in mijn bed lag en niet kon slapen, voor een heel erg lange tijd. Mijn kamer stolde, zelfs de spikkels die voorheen dansten in het donker verstarden en toen de tijd tot stilstand was gekomen gleed ik uit bed en daalde de trap af. Vanaf de drempel van de woonkamer zag ik mijn ouders, verlicht door het schijnsel van de televisie. Ik sprak de magische woorden uit: “Ik kan niet slapen”, waarop mijn ouders van elkaar wegschoven. Ik ging tussen hen in zitten en we keken samen het achtuurjournaal. Het was heel anders dan het jeugdjournaal, maar de reacties van mijn ouders, “wat erg”, “nou zeg!” stelden me gerust. Zij trokken het wereldnieuws binnen in de huiskamer, en maakten hem daar onschadelijk.

Overmand door heimwee kijk ik op mijn laptop naar het achtuurjournaal. De redactie heeft haar best gedaan om een professioneel item te maken over uitspraken gedaan door de president van Amerika tijdens een persconferentie. Er wordt een beeld getoond van hem, staande achter een glanzend houten katheder. Naast hem, achter eenzelfde katheder staat een lijkbleke Netanyahu. Aan weerszijden de vlaggen van het land dat zij representeren, geplaatst in een verzwaarde voet. Op de voorgrond steken de wiegende hoofden van een groepje journalisten net in beeld. Trump neemt het woord en legt zijn grootse plannen voor Gaza uit. Hij zal er een Riviera van maken. “De Palestijnen kunnen worden opgevangen in kampen in Egypte, Libanon of zo, in twee kampen, vijf kampen, zes kampen, twaalf kampen of gewoon in één groot kamp.” Netanyahu knikt. Zijn wasbleke gezicht glimt. Hij knippert in het flitslicht van de journalisten, die opspringen en hun microfoon voor zich uit steken: “Meneer de president!” Ze hadden hun vragen thuis al voorbereid, maar er was niet genoeg tijd. Er wordt teruggeschakeld naar de studio, waar de nieuwslezer zijn lippen kort op elkaar drukt en verder leest vanaf de autocue. In Washington is een correspondente ter plekke. Op een tweede scherm verschijnt haar gezicht in de donkere nacht. Met de ene hand houdt ze haar microfoon vast en met de andere probeert ze krampachtig een paraplu overeind te houden. Ze schetst de uiteenlopende reacties die deze persconferentie heeft teweeggebracht. Ze had daar in Amerika kunnen opvangen dat er mensen waren die beweerden dat dit op het voorstel tot een etnische zuivering leek. Trump zou Gaza als een onleefbare plek voorstellen, een braakliggend terrein ideaal voor de ontwikkeling van hotels en resorts. Hierbij zou hij echter geen acht slaan op het feit dat de persoon die verantwoordelijk is voor de onleefbaarheid van Gaza naast hem stond.

Daarna wordt het woord gegeven aan een Palestijn, die door een lokale journalist wordt geïnterviewd. Een popvox in een landschap van brokstukken als verbleekte botten. De oude man draagt een stoffig, verkreukeld gewaad en roept dat dit zijn land is en hij er nooit zal vertrekken. Hierbij zwaait hij nogal radicaal met zijn armen. Maar er komen ook positieve reacties, onder andere uit eigen land. Zo vindt de voorzitter van de grootste partij het wel een goed idee.

Een werknemer van de Amerikaanse President had de taak gekregen om een video te maken dat een impressie geeft van Gaza na de make-over, hierbij gebruikmakend van AI. Een fragment van deze video wordt getoond. De camera glijdt over een breed strand met palmbomen. Een shot van een luxehotel waarin Arabisch ogende bedienden cocktails serveren. Een titel in zwierig handschrift ‘Long Beaches’ en ‘Great Food’. In een restaurant met rode lampionnen wordt een gladde tajine opgediend. De gezichten van de mensen zijn van was. Hun trekken vervormen terwijl ze hun gerechten op tafel zetten. Bij iedere beweging worden ze iemand anders. De zon trekt strepen over het strand, waar witte kinderen de hand van hun moeder vasthouden.  Dan knipt het beeld terug naar de studio. De presentator geeft een kleine historische schets van de Nakba. Het journalistiek verslag van deze persconferentie is hiermee netjes afgerond. Deze persconferentie behoorde dus tot de mogelijkheden. De pers is toegesproken en de redacties hebben er professioneel op gereageerd. Deze werkelijkheid is gevalideerd.

Vaak ben ik verward wanneer ik ’s nachts wakker word. Er werd ontdekt dat de hoeveelheid microplastics die zich in onze hersenen ophopen precies het gewicht is van een plastic lepel. Op Instagram stond ter illustratie een foto van een plastic lepel. Trump gaat het departement voor de bescherming van het milieu opheffen en kinderen deporteren. Mark Zuckerberg mag eindelijk stoppen met het laten controleren van feiten. Het laten filteren van ongepaste beelden had hem eerder al zuur opgebroken, toen Keniaanse moderatoren een proces hadden aangespannen tegen Meta, omdat ze allemaal waren gediagnosticeerd met  PTST. Hun job bestond uit het bekijken van beelden en ze te bannen wanneer er moorden, verkrachtingen, misbruik of zelfmoord op te zien waren. Een aantal van hen ontwikkelde daarnaast trypofobie, een angst voor repetitieve patronen van gaten of bobbels, zoals de zaaddoos van de lotusbloem. Waarschijnlijk is deze angst ontstaan door het herkennen van lichamen in ontbinding.  

Beelden raken mij elke dag aan. Als een hagel prikken ze in mijn ogen, maken deuken in ons gezicht, doen heel ons lichaam tintelen en schrijnen. Waarom open ik Instagram nog? Dit raam met uitzicht op de verschrikkingen van de wereld? Schijnbaar klein en onschuldig in mijn handpalm, het afgrijzen op de toppen van mijn vingers. 

Ik besluit van Instagram af te gaan. Maar omdat met dit besluit het woord ‘Instagram’ in mijn brein wordt gevormd, grijp ik gedachteloos naar mijn telefoon. Ik laat hem liggen, voor een dag. Nog een dag gaat voorbij. Op de derde dag pak ik mijn telefoon op en het eerste dat ik zie is de verlovingsring van een vriendin. Het is een heel intiem en gelukkig bericht. Ik voel me heel dichtbij haar, ze laat me binnen in haar wereld, net nu we zo ver weg zijn, want er is geen tijd meer om elkaar te zien. Ik zie een foto van haar met haar geliefde. Ik stuur haar het hartje dat al onder mijn duim klaarstond. Ik scroll verder en ik denk, het is al bijna de echo van een gedachte, ‘als ik Instagram niet had geopend, dan had ik misschien nooit geweten dat ze ging trouwen.’ Ergens anders, heel ver weg in dezelfde stad eet iemand een stapel pannenkoeken. Ze wil me laten zien dat die heel lekker zijn. Iemand anders maakte een heel groot schilderij. Op de foto staat hij trots naast zijn werk. Zijn lichaam is precies zo groot als een schildwants.

Ik heb het gevoel dat ik een statement moet maken over mijn aanwezigheid op Instagram. Ik wil de arrogante verdorvenheid van de techdudes niet over mijn kant laten gaan. Ik weet hoeveel macht zij hebben. Ik moet er van weg, ik moet de banden doorsnijden. Maar ik vrees dat het een aderlating zal zijn.

Alle mensen die ik op de wang kus wanneer ik ze tegenkom en zelfs mensen die ik nog niet ken zijn daar. Als de kop van een poes raak ik hen even aan als ik scroll. Ik voel de spanning in mijn vinger en in mijn hart wanneer ik op ‘publish’ tik. De magie van de publicatie is dan wel lauwwarm, maar genereert hoe dan ook een opflakkering van opwinding. Ongemak ook. Een heel erg goede schrijfster kondigde met bombarie haar vertrek van Instagram aan, en ik dacht, ‘nu is ook mijn moment’, maar scrolde verder want wilde nog even kijken hoe een visser door een walvis werd opgeslokt – en daarna heelhuids weer werd uitgespuugd! Een paar dagen later schreef ze schoorvoetend: ‘Ik zal hier enkel nog politieke dingen posten.’

Maar al snel zag ik weer de vertrouwde foto’s van composities van boekenruggen uit haar boekenkast. De titels vertelden een verhaal, dat echter poëtisch in plaats van politiek was. “I am a City but Soon I Shan’t Be”, “What’s History’s Worth?”, “A Passion for Resistance”, “Out of the Question”. Waarom jezelf forceren wanneer je een dichter bent? Immers, iedere zin is het bewijs van een poëtica die hemeltergt. Is iedere zin tegenwoordig geen aanklacht? Ik vind dat een dichter het recht heeft om mij te troosten. Ik weet het wel, bloemen zijn uit de mode geraakt. Ze zitten sowieso vol met chemicaliën. Maar wat met schoonheid?

Ondanks alles verlang ik ernaar. Tijdens een pauze ga ik het museum in en heel dicht bij een schilderij staan. Een tinteling trekt door mijn hele lichaam bij het zien van een vrouw die in bad ligt, maar dan oneindig veel kleurrijker. Al die kleuren bestaan helemaal op zichzelf en toch ook samen als lichaam van een vrouw, badend in licht. Het is allemaal zo dichtbij dat mijn binnenste wordt uitgenodigd in deze badkamer waar tegeltjes geen oppervlakten zijn, maar raampjes naar een vrolijke tuin. Het licht dat valt op haar naakte lichaam, boort ook een gaatje in mijn borst. Ik voel mijn handpalmen prikkelen, zo onschuldig dat het me verwart. De vele kleurvlekjes bespikkelen mijn gehele waarneming. Hoe aandoenlijk kan een geblokte badkamervloer zijn? De vlakjes ontspringen de dans en doen wat ze willen, ze klimmen over elkaar en buitelen al spelend over geel en zelfs groen, al is het een wonder waar die ondertoon nu zo ongemerkt vandaan komt.

Het badwater bevat een anarchistische regenboog die toch ook iets heel toegeeflijks heeft. Een gele sluier van licht wordt helemaal week in dit water, maar boet niet aan kracht in. Er wordt hier niets verdund. Geen enkele kleur verliest haar zelfvertrouwen. Twee borsten drijven gewichtloos en nodigen mijn handen uit. Maar er is geen blik, slechts een dromerige aanduiding van een gezicht dat vervaagd is in het tegenlicht. Ik blijf dit gevoel aftasten met mijn ogen, tot de kleuren zich diep in mij hebben genesteld.

Ik neem mijn gsm en maak een foto, alsof ik een souvenir wil van een reis.

Maar wat denk je? Eenmaal thuis waren de kleuren helemaal verstard en deed de foto me zelfs niet meer denken aan wat ik daarjuist gezien had. Ik had een sneeuwbal willen bewaren. De ervaring die dit schilderij me gaf was helemaal gesmolten – totdat ik erover begon te schrijven.

Stuck on the platform – Geert Lovink

Anna Mandelson – The Angry Brigade