In ingeslapen kuststadjes of verlopen randgemeenten bestaat er nog een kans om een heemkundig museum tegen te komen, waar poppen in traditionele kledij in alledaagse houdingen staan opgesteld. Ze kneden een brood, wiegen hun baby, plukken een kip of liggen te slapen in hun authentieke bedstee. Deze figuren wakkeren de verbeelding van de bezoeker aan, zodat die zich kan voorstellen hoe het leven vroeger werkelijk was.

Harald Thys en Jos De Gruyter werden in 2019 gevraagd om tijdens de Biënnale van Venetië het Belgische paviljoen in te richten. De tentoonstelling kwam tussen februari en juli 2020 naar de BOZAR in Brussel, en bestaat uit een aantal tableaus waarin een twintigtal levensgrote poppen figureren. Hun ledematen komen tevoorschijn uit wormstekige kleding van het soort dat iemand nog op zolder had liggen. De gezichten glanzen bleek, met gezichtsbeharing die met lijm is vastgeplakt. Met blinde punten als pupillen voeren zij automatische handelingen uit, die worden toegelicht in een begeleidende tekst.

De scenografie en de teksten zijn in de traditie van heemkundige musea. Het bont gezelschap dat de ruimtes bevolkt geeft echter een nogal onorthodoxe invulling van geschiedschrijving. Zo maakt men kennis met Flap en Flop, twee kleinsteedse komieken uit Bilzen; de Rattenvrouw die met haar verschijning de Dood aankondigt; de invalide zeurkous Franceline De Vleugeleir, maar ook Madame Legrand, die talloze Joden verklikte en Ernst Wollemenger die in zijn leven honderdduizenden toevallige voorbijgangers bespiedde ten dienste van de Stasi. Irmgard Speck spinde 400.000 kilometer draad, Lathgreta Toft kon niet stoppen met breien en Ilse Koch draaide potten en juichte bij de intrede van de Duitse troepen. Meneer Sateri, die met een deegroller in de weer is, had een pizzaketen opgezet die zeer lucratief bleek door middel van een financiële constructie met Chinezen.

In het paviljoen waren een aantal poppen achter een wit hekwerk opgesteld. De dikke tralies doen denken aan een gevangenis, waar verschoppelingen van de samenleving achter worden opgeborgen. Tegelijk refereren de spijlen aan een dierentuin, waar dieren worden opgesloten om tentoongesteld te worden.

Een van de meest wonderlijke samensmeltingen van openluchtmuseum en dierentuin vond plaats in 1958. Tijdens de wereldtentoonstelling in Brussel dacht België indruk te maken met een koloniale expositie die bestond uit een nagebouwd inheems dorp, waar men ‘primitieve’ Congolezen in hun natuurlijke leefomgeving kon observeren. In dit zogenaamd authentieke decor speelden zij folkloristische gebruiken en rituelen na, die weliswaar in de jaren ’50 niet meer voorkwamen. Sterker nog, die waarschijnlijk zelfs nooit hadden bestaan. Om een geloofwaardige voorstelling van het Congolese volk te geven, werden hun handelingen zorgvuldig gechoreografeerd, zodat de tragiek van hun objectificatie verhuld kon blijven achter de constructie van authenticiteit.  

De Gruyter en Thys refereren met hun titel Mondo Cane naar de Italiaanse pseudo-documentaire uit 1962 dat fungeerde als een audiovisuele wereldtentoonstelling. Tradities en gebruiken werden uit archieven opgediept of in re-enactments aangedikt om een groteske vertoning op te voeren van de culturen van de wereld. Het exotisme en de wreedheid werd verdedigd als een ongecensureerde blik op een ‘hondenwereld’ waar veilig om gegruweld mocht worden. Aan het begin van de film waarschuwt de verteller: “All the scenes you are about to see are real and were shot as they were taking place. If sometimes they seem cruel, it’s only because cruelty abounds on this planet. And anyway, the duty of a reporter is not to make the truth seem sweeter, but to show things as they really are.” Tegenwoordig is dit format van georkestreerd spektakel een standaardpraktijk geworden voor kijkcijfer-bewuste televisienetwerken.

Gruwelijk maar waar. Misschien weten in onze spektakelmaatschappij slechts de buitensporigheden nog te prikkelen, en worden ‘faits divers’ in tabloids en reportages verheven tot het nieuws dat onze nationale geschiedenis zal kenmerken. Schijnbaar onbeduidende voorvallen kunnen plotseling in het brandende middelpunt van de aandacht terechtkomen. Zo werd deze zomer een groepje jongeren uit Molenbeek die op het strand amok maakte in de media uitgeroepen tot de antagonist van een maatschappelijk conflict. Zo kan een parasol als projectiel leiden tot een herdefiniëring van de multiculturele maatschappij. Iedere onbeduidende handeling kan worden gefixeerd en in de publieke arena eindeloos opnieuw worden opgevoerd.

‘Mondo Cane’ lijkt te willen aantonen dat er geen grote geschiedenis bestaat, enkel marginale verhalen. Er bestaat geen centrum van waaruit zich een samenleving aftekent, de blik blijft steken bij de periferie. De figuren in de tentoonstelling zijn gereduceerd tot de uitwassen van hun neuroses en losgezongen van historische context. De bloeddorstige messenslijper, de uitgemergelde eenzaat en de Jodenverklikker zijn op hetzelfde circuit aangesloten. De achtergrond van een bezette stad wordt inwisselbaar met het dorpsplein van Merksem. In welke realiteit we leven hangt af van het verhaal dat op de voorpagina verschijnt.

Naast de tentoonstelling maakten De Gruyter en Thys een website, die een zwart traliewerk laat zien. Wanneer die openschuift, kan de bezoeker kiezen tussen een aantal landsvlaggen. Achter iedere vlag schuilt een filmpje dat het desbetreffende land typeert. Ook hier wordt er een reductionistisch beeld gegeven van de verschillende landen in de wereld: in Nigeria racen ze door een modderpoel, in Egypte rijdt een Honda een Jaguar aan en in Beirut scheurt een auto rond zijn as. In Duitsland echter vallen we middenin een interview van Claude Lanzmann met een nazi die een liedje zingt over het doodskamp Treblinka, waarna hij steels opmerkt: “Sie wollten Geschichten hören, nun, ich werde Ihnen Geschichten geben!”

In Brazilië staan Bolsonaro en zijn vrouw in een cabriolet, die wordt omringd door een troep rennende mannen met zonnebrillen. Daar omheen draaft een formatie witte paarden die nogal moeten steigeren door het lawaai van de politiemotoren die met sirene de stoet aanvoeren. Deze parade wordt voor het volk opgevoerd als een ideale symbiose van traditionele waarden en een toekomstvisioen. De aandoenlijke belletjes van de paarden geven een rustieke noot aan het gemotoriseerde machtsvertoon. Later zal de stoet weer bij het startpunt terugkomen en zal alles weer van voor af aan beginnen.

Wanneer de hekken zich weer voor dit beeld sluiten, dient de gedachte aan een eindeloze polonaise zich aan. Overal in Europa ontstaan er bewegingen die beloven het volk vooruit te brengen, terug naar een goede oude tijd. Er wordt heimwee opgewekt naar een wereld die nog overzichtelijk is, waar er een klompenhok is en een dorpsgek, waar men zelf het brood bakt en waar conservatieve waarden het gezinsleven beschermen. Of aldus de curatrice van het Belgische paviljoen Anne-Claire Schmitz: “In de westerse wereld waarin wij leven kunnen we zien hoe nieuwe politiek zich sterk op traditie en folklore beroept.” Nostalgie wordt steeds vaker als een vaandel gedragen. Maar de cultivatie van een vermeend verleden is altijd een constructie. Aan de hand van signaaltekens worden er associaties opgewekt rond een mythisch verleden dat slechts de elementaire ordening heeft van een volksmuseum.

Ondertussen zijn de bleke poppen achter tralies in de weer met hun ronddraaiende spinnenwielen, slijpstenen en pottenbakkerstafels. De gedachte aan ‘De panter’ van Rainer Maria Rilke dient zich aan; ‘Zijn blik is van het langsgaan van de stangen/ zo moe geworden dat hij niets meer ziet. / Wel duizend stangen houden hem gevangen/ en meer dan duizend stangen is er niet. // De zachtheid van zijn lenig sterke pas / die steeds de allerkleinste kring beschrijft, / is als een dans van kracht rondom een as / waarin een machtig willen is verstijfd.’ In het originele Duitse gedicht heet het ‘und hinter tausend Stäben keine Welt,’ ‘achter duizend stangen geen wereld’.

In ‘Mondo Cane’ maken De Gruyter en Thys met harde hand korte metten met de romantisering van het verleden. De mensen die in deze taferelen worden voorgesteld hebben nooit werkelijk geleefd, maar worden steeds opnieuw ten tonele gevoerd ten dienste van een discours dat geschiedenissen concipieert. Als ideologisch vehikel wordt een fictief verleden levend gehouden, ook al moet hiervoor een Frankenstein worden opgevoerd. Het is van geen belang hoe de wereld werkelijk is, het enige dat ertoe doet is welk verhaal er zal worden opgedist om de gewenste geschiedenis te illustreren. Het lijkt of De Gruyter en Thys smalen: “Sie wollten Geschichten hören, nun, wir werden Ihnen Geschichten geben!”

En ja, er zijn verhalen te zien, maar de geschiedenis draait onbereikbare rondjes achter de spijlen. Laat staan dat er van een blik op de wereld sprake is.