Soms bevind je je ergens, buiten meestal, en vallen de dingen heel mooi samen. De zon die door de bomen strijkt; het haar van je vriendin die welft in de bries als pensteelstreken die elkaar overlappen; de stad in de verte, blauw wazig en loom grommend als een branding; een aantal opgewarmde stenen, zo een heleboel kleine dingen die zijn zoals strelingen. En dan ligt daar een felgekleurd blaadje, groen in het hartje, bloedrood aan de randen. De versheid van de lente en de intensiteit van de herfst, samen in één blad. Je wilt het moment, de zon, de haren, de stad, de stenen en de vriendschap bewaren en steekt het blad in je tas, heel voorzichtig.

Weken later vind je het terug, helemaal bruin en verbrokkeld. Leunend tegen het raamkozijn keer je de tas om, klop je de schilfers uit en kijkt ze na.